Opdracht 2 A De crisis in Amerika
In de Verenigde Staten van Amerika ging het tussen 1920 en 1928 goed
met de economie.
De bedrijven verdienden veel geld en er was veel handel.
Amerika maakte als eerste land auto´s en verkocht die aan het buitenland.
Grote bedrijven geven vaak aandelen uit. Dat zijn papiertjes die geld waard zijn en
waarmee je eigenlijk een beetje eigenaar wordt van het bedrijf.
Als het goed gaat met een bedrijf, dan zijn die aandelen veel geld waard.
Toen het dus goed ging met de bedrijven in Amerika, kochten veel mensen aandelen.
Maar in oktober 1929 ging het niet zo goed meer met de economie en iedereen wilde zo snel
mogelijk zijn of haar aandelen verkopen.
Mensen wilden geen eigenaar meer zijn van een bedrijf dat verlies draaide.
De aandelen die eerst veel geld waard waren, waren nu bijna niks meer waard.
Donderdag 24 oktober 1929 was de ergste dag, het ging helemaal mis.
Deze dag wordt daarom ook wel Zwarte Donderdag (Black Thursday) genoemd.
Op die donderdag in 1929 wilde iedereen zijn aandelen kwijt, want die aandelen
waren helemaal niks meer waard.
Als je dus veel aandelen had, was je eigenlijk in één klap een stuk armer geworden.
Mensen gingen failliet, ze waren helemaal blut.
Gevolgen
Door de crisis raakten de bedrijven steeds meer in de problemen.
Om die op te lossen kregen de arbeiders ook minder loon.
De ene dag verdiende je als arbeider nog 1 euro, de volgende dag kreeg je nog maar
52 eurocent.
Omdat je minder geld had, kon je minder kopen.
De fabrieken hoefden dus ook minder producten te maken.
De handel daalde.
En dus kreeg je nog weer minder loon of werd je ontslagen
Crisis in Nederland
Ook in Nederland merkten de mensen de gevolgen van de crisis in Amerika.
Nederland dreef namelijk handel met Amerika, bijvoorbeeld bloemen.
Maar die wilde niemand in Amerika nog hebben. Daar hadden ze geen geld voor.
En als er geen handel was, dan was er ook geen werk.
De werkloosheid in Nederland steeg enorm.
Maak jouw eigen website met JouwWeb