Opdracht 2 C De crisisjaren in Nederland   




Bestudeer onderstaande tekst

 

Iedereen die een fiets heeft, moet vanaf 1924 rijwielbelasting betalen.

Ook steuntrekkers. Voor hen is dat veel geld.

Ze hebben maar net genoeg geld om eten te kopen, daar kunnen ze niet

ook nog fietsbelasting van betalen! Maar ze hebben wel een fiets nodig.

Want de stempelkantoren zijn soms ver weg, te ver om te lopen.

 

Na een paar jaar besluit de regering dat steuntrekkers geen fietsenbelasting meer hoeven te

betalen. Ze kunnen vanaf dat moment een gratis fietsplaatje ophalen.

Maar in zo'n gratis fietsplaatje zit een gat.

Iedereen kan zien dat je werkeloos bent.

Dat is nog een extra schande voor de werklozen.

Behalve aan je kleren en je stempelkaart, kan iedereen nu ook nog aan je fiets zien dat je

steun ontvangt!

En het is ook nog eens heel onhandig, want met dit gratis plaatje mag je alleen door de week

fietsen.

Alleen dan heb je je fiets namelijk nodig om naar het stempellokaal te gaan, zegt de regering.

In het weekend mag je dus geen fietstochtje maken.

Die strenge regel wordt na een paar jaar weer opgeheven.

In 1941 wordt de fietsenbelasting helemaal afgeschaft.


 

  1. In de crisisjaren kregen werklozen geld van de regering.

     Dat noemen we ook wel:

 

  1. Je kreeg het geld niet zomaar, maar je moest twee keer per dag naar

     een stempellokaal. Waarom was dat?

     Zet een kruisje voor het goede antwoord

 

    • Om ervoor te zorgen dat je niet stiekem ook ging werken.

 

    • Om de mensen in het stempellokaal van werk te voorzien.

 

    • Om ervoor te zorgen dat iedereen kon zien dat je geen werk had.

 

  1. Wat zie je op de foto?

 

    Waarom past deze foto goed bij de crisis?




 

  1. De regering gaf nog meer aan werklozen.

     Welke drie dingen konden werklozen van de regering krijgen?

     Streep door wat er niet bij hoort.

 

    fietsplaatjes – radio – aardappelen – sokken – ondergoed – wasmiddel

 

5. Wat zie je op de afbeelding hiernaast?