Opdracht 2 B  De crisisjaren



'De grote depressie' of 'de crisisjaren', zo worden de jaren 1929-1940 meestal genoemd.

Uit die woorden begrijp je wel dat het toen niet goed ging in Nederland, dat er veel problemen

waren. En dat was ook zo.

De economie van Nederland groeide niet, ging zelfs achteruit en

er waren heel veel mensen werkloos.

De regering besloot de werklozen te helpen met geld.

Veel geld kregen ze niet.

De regering was bang dat de werklozen anders lui zouden worden.

Het geld dat ze kregen was net genoeg om de huur en wat eten te betalen.

 

 

De regering wilde ook niet dat werklozen er stiekem toch een baantje bij namen.

Daarom moesten werklozen één of twee keer per dag naar een stempellokaal.

Zo hadden ze geen tijd om 'zwart' te werken.

Bij het stempellokaal kregen ze een stempel in een boekje.

Vaak moesten ze urenlang wachten in een lange rij voor een lokaal.

De werklozen schaamden zich hiervoor.

 



  1. Wanneer waren de crisisjaren?

 

  1. Welke woorden horen bij de crisisjaren?

    Omcirkel de drie goede woorden:

    veel handel - grote werkloosheid -  armoede - loonsverhoging - bedrijven sluiten - welvaart

 

  1. Hoe ontstonden de crisisjaren?

     Zet de gebeurtenissen in de goede  volgorde:

 

a. Heel veel Nederlanders raken hun baan kwijt.

 

b. Nederland kan geen geld meer verdienen aan handel met Amerika.

 
c. Het wordt crisis in Amerika.
 

d. Nederlandse bedrijven moeten sluiten.

 



Maak jouw eigen website met JouwWeb